Zelf behangen is een klus die de meesten onder ons weleens gedaan hebben, helaas niet altijd met evenveel succes. Behang dat weer van de muur afvalt, dikke naden en patronen die niet op elkaar aansluiten zijn problemen die je vast wel zult herkennen. Toch is behangen, net zoals siliconen aanbrengen, een prima klusje dat je zelf kan doen. Met deze handleiding is het helemaal een peulenschil.

Het kiezen van het behang

Het begint met het kiezen van een leuk behangetje. Heb je nog nooit behangen, dan is vliesbehang makkelijker om mee te beginnen dan behang met een papierrug. Bij vliesbehang smeer je de muur in met lijm en bij behang met een papierrug moet je het behang zelf insmeren waardoor je het minder makkelijk kan verschuiven als het behang net niet helemaal goed op de muur zit. Verder is behang met een patroon wat lastiger dan zonder patroon, maar laat je daar niet door tegenhouden. Hou hier wel rekening mee bij het bepalen van het aantal rollen dat je nodig hebt. Bij behang met een patroon heb je wat meer snijverlies.

Behanglijm kopen

Door het gebruik van de verkeerde behanglijm gaat behangen vaak mis. Kies behangplaksel dat past bij het soort behang dat je gekozen hebt. Als je een net gestucte of absorberende wand hebt, voorkom je met behulp van voorstrijk dat behang van de muur valt.

Oud behang verwijderen

Voordat je met het nieuwe behang aan de slag gaat, verwijder je het oude behang van de muur. Bescherm je vloer om waterschade te voorkomen, want bij het verwijderen van behang heb je behoorlijk wat water nodig. Er zijn verschillende manieren om behang te verwijderen; je kan het afweken met warm water of afstomen met een speciaal stoomapparaat. Vinylbehang verwijder je met een speciale prikroller. Glasvezelbehang is vaak lastig te verwijderen zonder de muur te beschadigen. Heb je glasvezelbehang, kies er dan voor om de wand te plamuren en daarna over te schilderen in plaats van te behangen.

Het echte werk kan beginnen

Nadat je alle benodigdheden hebt klaargezet kan het echte werk beginnen. Start bij het venster en werk daarna de kamer in. Heb je gekozen voor fotobehang, begin dan in het midden zodat je aan beide kanten van de foto evenveel ruimte over hebt. De banen die je opplakt zijn tien centimeter langer dan de hoogte van de muur. Gebruik een loodlijn of een waterpas om het behang recht te plakken. Bij een patroonbehang vind je vaak pijltjes op de achterkant van het behang waaraan je kan zien op welke manier de banen op elkaar aan moeten sluiten. Om banen naadloos op elkaar aan te sluiten breng je ze aan op ongeveer een millimeter afstand van elkaar. Na het uitwrijven met de uitwrijfborstel zet het behang nog een beetje uit zodat de banen mooi op elkaar aansluiten. Om het behang goed te laten hechten veeg je met een schone en droge borstel vanuit het midden van de muur omhoog en omlaag. Knip daarna het teveel aan behang weg aan de onderkant en de bovenkant. Zie je na het behangen wat luchtbellen ontstaan, prik deze dan voorzichtig lek met een speld en strijk het behang daarna weer glad met een borstel.